In de vrees van woorden die uit mijn mond tuimelen, ligt de bedachte tijd.
Elke dag, vaak een moment, drijft mijn ziel de woorden naar mijn mond, waar lucht ze de wereld in plaatst.
Soms weigert mijn stem.
Nog vaker weigeren mijn handen.
Schrijven de woorden in de lucht.
Laten het gevoel toch naar jou drijven.
Houd ik me terug in wat ik zwart op wit wil zien.
Tot nu.
donderdag 17 juli 2014
woensdag 16 oktober 2013
Daar is hier en terug
Daar, in gedwongen onveiligheid stierf haar stem,
woorden tuimelen diep in een plek , waar nooit meer daglicht zou komen.
Angst slikt ze terug,
voelt benen de hare omklemmen, vliegt weg uit haar lichaam waar het veilig is.
blinde paniek proeft op haar tong,
niet wetende hoe thuis te komen.
Haar huis, die van binnen nooit meer hetzelfde zal zijn.
Daar, in elke onveiligheid sterft haar stem,
raken de woorden geen grond, dwingt adem terugkeer.
Zingt ze van binnen de woorden terug,
roert de zielenpijn in draagkracht van vergeten.
Daar,in het borgen van veilig zijn, draagt haar stem niet de kracht,
duwt de innerlijke drang haar voort om te vluchten.
Snoert elke onveiligheid haar met gemak de mond,
tuimelend in de onrust van niet weten.
Daar, ik zie haar, dat kleintje,
maak voorzichtig de draden los van niet kunnen spreken,
duw zacht haar stem op de plek waar het hoort,
vergeef verkeerde beslissingen,
huil om haar angst,
om haar woede dat niemand haar komt redden,
vraag om te spreken
en weet dat ik het niet zag.
Langzaam richt ik mij op,
Proef mijn stem.
Draag haar voorzichtig.
Reset het spreken in onveiligheid.
Zing de angst terug om woorden te fluisteren.
Zet volume aan om waarheid te spreken.
Draai terug om het recht te zetten
Kijk.
Daar,
sta ik.
woorden tuimelen diep in een plek , waar nooit meer daglicht zou komen.
Angst slikt ze terug,
voelt benen de hare omklemmen, vliegt weg uit haar lichaam waar het veilig is.
blinde paniek proeft op haar tong,
niet wetende hoe thuis te komen.
Haar huis, die van binnen nooit meer hetzelfde zal zijn.
Daar, in elke onveiligheid sterft haar stem,
raken de woorden geen grond, dwingt adem terugkeer.
Zingt ze van binnen de woorden terug,
roert de zielenpijn in draagkracht van vergeten.
Daar,in het borgen van veilig zijn, draagt haar stem niet de kracht,
duwt de innerlijke drang haar voort om te vluchten.
Snoert elke onveiligheid haar met gemak de mond,
tuimelend in de onrust van niet weten.
Daar, ik zie haar, dat kleintje,
maak voorzichtig de draden los van niet kunnen spreken,
duw zacht haar stem op de plek waar het hoort,
vergeef verkeerde beslissingen,
huil om haar angst,
om haar woede dat niemand haar komt redden,
vraag om te spreken
en weet dat ik het niet zag.
Langzaam richt ik mij op,
Proef mijn stem.
Draag haar voorzichtig.
Reset het spreken in onveiligheid.
Zing de angst terug om woorden te fluisteren.
Zet volume aan om waarheid te spreken.
Draai terug om het recht te zetten
Kijk.
Daar,
sta ik.
zaterdag 2 maart 2013
Lost and found
De deur naar de onheils plek zwaait open,
daar, de Engel Warrior in de onderwereld grot
draagt het besmeurde kind in zijn armen.
Haar hoofd ingekapseld in slijm,
taai, donker, bruin zwart,
met het duister cocon.
Hij staat daar en draagt haar teder,
beschermend,
nooit losgelaten op deze koude zielloze plek.
Machtig,
vleugels reiken de hemel,
in het vacuüm lucht dicht zonder licht.
Alleen via hem kan ik naar haar kijken,
draait mijn hoofd zich in afwending,
afgrijzen spuugt mijn gal.
Intens donkere onheilsplek,
daar, waar niemand wil waren,
draagt hij haar op handen.
In zijn blik onvoorwaardelijke liefde,
mededogen, kracht en weten,
standvastig in zijn.
Voorzichtig verlos ik dit kind van de kap,
huil van opluchting,
als puurheid nog in haar ogen ligt.
In de liefdes overheveling,
in de liefdes wissel blik,
herken ik hem.
En neem haar van hem over.
daar, de Engel Warrior in de onderwereld grot
draagt het besmeurde kind in zijn armen.
Haar hoofd ingekapseld in slijm,
taai, donker, bruin zwart,
met het duister cocon.
Hij staat daar en draagt haar teder,
beschermend,
nooit losgelaten op deze koude zielloze plek.
Machtig,
vleugels reiken de hemel,
in het vacuüm lucht dicht zonder licht.
Alleen via hem kan ik naar haar kijken,
draait mijn hoofd zich in afwending,
afgrijzen spuugt mijn gal.
Intens donkere onheilsplek,
daar, waar niemand wil waren,
draagt hij haar op handen.
In zijn blik onvoorwaardelijke liefde,
mededogen, kracht en weten,
standvastig in zijn.
Voorzichtig verlos ik dit kind van de kap,
huil van opluchting,
als puurheid nog in haar ogen ligt.
In de liefdes overheveling,
in de liefdes wissel blik,
herken ik hem.
En neem haar van hem over.
woensdag 9 mei 2012
Terug Zingen
Beide voeten stevig op het land, op de grond van haar verleden,
kijkt ze ver uit over haar land,
dit land waarvan weinig de leylijnen werkelijk weten,
waar verhaal wandelingen onmogelijk en vergeten lijken te zijn.
Daar op die plek weigert ze haar voeten te verbinden met de lijnen van de levens van haar zijn,
haar land waar ze ongewild is geboren,
lijken de wortels verdwenen,
in de buitenwereld, geen enkele stilte plek.
Weet waar je je voet zet,
herinner je de verhalende lijnen.
Haar voet voelt geen trots op dit land,
noch weet ze haar stuk te vinden,
haar voorgangers zijn niet de hare,
niet in het weten, noch in het voeden.
Keer terug en je zal vinden.
Hier waar velen wonen, hier waar velen sterven,
hier waar geen enkele stille plek te vinden is,
is het hier, waar velen leven,
in alle voorouders van de kinderen is het land verbonden,
vele malen heen en terug.
De hoorn in de spiegel verandert in het gewei,
vertakkingen buiten het beeld die voelbaar zijn,
waaieren uit over de kader van de lijst,
verder over de schaduw muur,
in het groen van de wijsheid.
Daar in het midden van de spiegel,
is het hart,
de bron van de vertakkingen,
het middelpunt van de start,
het licht in een kom naar boven,
in de bedding van het zwart.
Wat is haar visie,
vraagt ze zich vertwijfeld af,
wat is haar pad.
Want eens had ze de stok in haar handen,
zong ze haar weg terug naar de wereld,
was de dageraad zacht in haar lied,
was de dood haar vriend.
Nooit meer terug naar nooit meer vergeten,
rammelt ze aan de deur van weten,
zet ze haar voet neer op het pad.
zondag 29 april 2012
Schaduw leven
In het omheen bewegen van haar lichaam lagen haar schuilplaatsen. Veraf van haar lijf, als de toeschouwer, die alle plekken in het niemandsland lief had. Afgescheidenheid was de rode draad die het kleine meisje had gepakt, toen ze ruw uit haar onschuld wakker werd. Op de golven van schuld werden verre reizen gemaakt, mooie, wrede, nietsontziende.
In de omgekeerde energie, in het daglicht van de hel, lagen de vacuüm dagen. Happend naar lucht, aanschouwde ze haar voeten. Licht was binnenste buiten gekeerd, ze droeg het als boetekleed.
Als vanzelf trok ze alle leed naar binnen en droeg het zwaar op haar schouders.
Het kleine meisje hield zich verscholen, toen de jonge vrouw, vrouw werd.
Zag het daglicht op de trigger momenten van de pijn, van de angst, van de doodsangst en bedreiging. In de cadans van in en uit kon ze blijven leven. Gesponnen energie kooi was haar veiligheid.
Dood raakte ze zijdelings, speelde op de trekhaak, weerde haar af in het langs scheren. Het leven zelf was haar lot, waarin ze op golven werd meegedreven.
maandag 26 september 2011
Daar
Daar voor mijn moeders huis hield ze haar adem in.
Sloeg door de harde scherpe woorden de waarheid naar binnen.
Diep weggestoken waar ze het nooit meer konden vinden.
Achter de ogen van haar mama ligt angst, onvermogen en een harde gekozen weg.
Als ze die realiteit binnen gaat weet ze dat ze niet langer beschermd is.
Verlangend staat ze zichzelf toe om even met haar papa te praten; die kan niets doen, hij is dood.
Haar eer wordt niet verdedigd.
Op dat moment trekt ze al haar energie naar binnen en is de weg afgesloten die haar verbindt met alles om haar heen.
Schuld komt naar boven drijven die haar doodsangst aanwakkert en haar daar verloren doet staan.
De huid van schuld zal ze vanaf dat moment met zich meedragen.
Heel soms laat ze de smeekbede in haar ogen zien, in de hoop dat iemand die kan vangen en haar er achter ziet.
Levend in die afgezworen waarheid is de wereld een vreemde geworden.
Heel af en toe als ze alleen onder het zachte groen van de bomen dwaalt kan ze flarden vangen van hoe het eens was.
Wetend dat ze zal moeten terug keren in haar moeders huis.
vrijdag 27 mei 2011
Cirkel heel dromen.
De handkus dringt zich op in mijn geest,
de verrukking van aanbeden worden dwarrelt vrolijk mijn hoofd in,
huppelt en druppelt mijn hart in.
Dat lied; ik tuimel zo het verleden in, geen sliert van regret te bekennen,
dein mee op de energie van toen, zomaar blij door de overgave.
The good red road loopt door in mijn lijn en blauwdruk. Afdrukken beklijven, dromen en denken laat ik los. In het NU dartel ik op mijn pad.
Dromen veilig dromen, daar waar de verhalen hun eigen leven leiden en creatie onlosmakelijk verbonden waren met hart-verbinding, leefde ik.
Terug dromen, vooruit dromen, dubbel repeat dromen, tweede huid dans,
verdwijning thuisland induiken, door de nacht, vol overgave in de dag.
De verschuiling bleef daar in het duister hangen, af een toe een straaltje licht,
waar de rode aarde sijpelde bleef ik hangen op mijn pad.
In de leegte van het onhoorbare ben ik stil, daar waar er geen echo's zijn luister ik,
pulseert het alleen zijn in verveling, kijk; naksig.
Onrust schuurt aan de oppervlakte, piekjes plagen net boven de relax zone uit,
veegt de stilte van tafel in samen zijn, ik wil weg van hier.
Als ik terug draai in haar aangezicht lacht ze me liefdevol uit,
onrust drukker verstiert in mij mijn zijn, de volte smekend.
Smeken luistert niet, dwingt stilte af, die vooruit snelt;
tuimelt in haar buitengewoon ledig zijn, de plek om stil te staan, glimlacht ziel.
Kiezen op elkaar, al dagen, ik vrees voor herhaling van de donder en klap,
mijn lijf heeft weer een eigen leven, vrees onheil, zoals het was.
Melancholie draagt haar stem, zwijgend kijkt ze terug, langzaam,
genadeloos in de lagen duikend, tuimelend in de pijn, zet ze zich schrap.
Duwt zich af, rent vooruit om terug in de tijd het om te keren, strak ingebonden,
niets verliezen, dit kent, het afwendt.
Haar lichaam droomt onwetendheid, haar geest weet van de los gelaten last,
woedend reflecteert de gedachte dat ze opnieuw moet instappen.
Stilzwijgend smeekt ze haar lichaam om de tijd voor te herinneren.
Waarheid leeft nog.
Sla haar niet dood.
Wieg haar terug.
Scherven, zoals het was is niet meer. Opnieuw kijk ik naar nog mooiere mogelijkheden. Afscheid ligt in de vreugde van creatie besloten.
Stralend in het middelpunt van opgeheven gezichten, bloedlijnen waaieren ver uit,
worden gezegend vanuit de voorouders, thema's overstijgen.
Afscheid van het oude valt in het gat, vanwaar het oud en dood is,
in de leegte wacht ik op het nieuwe, draag haar in alle zachtheid.
Sleur niet langer volte in mijn gezicht, ik lach haar weg, als je je plek in genomen hebt, valt er niets te vrezen.
Abonneren op:
Posts (Atom)