zaterdag 2 maart 2013

Lost and found

De deur naar de onheils plek zwaait open,
daar, de Engel Warrior in de onderwereld grot
draagt het besmeurde kind in zijn armen.

Haar hoofd ingekapseld in slijm,
taai, donker, bruin zwart,
met het duister cocon.

Hij staat daar en draagt haar teder,
beschermend,
nooit losgelaten op deze koude zielloze plek.

Machtig,
vleugels reiken de hemel,
in het vacuüm lucht dicht zonder licht.

Alleen via hem kan ik naar haar kijken,
draait mijn hoofd zich in afwending,
afgrijzen spuugt mijn gal.

Intens donkere onheilsplek,
daar, waar niemand wil waren,
draagt hij haar op handen.

In zijn blik onvoorwaardelijke liefde,
mededogen, kracht en weten,
standvastig in zijn.

Voorzichtig verlos ik dit kind van de kap,
huil van opluchting,
als puurheid nog in haar ogen ligt.

In de liefdes overheveling,
in de liefdes wissel blik,
herken ik hem.

En neem haar van hem over.







woensdag 9 mei 2012

Terug Zingen



Beide voeten stevig op het land, op de grond van haar verleden, 
kijkt ze ver uit over haar land,
dit land waarvan weinig de leylijnen werkelijk weten, 
waar verhaal wandelingen onmogelijk en vergeten lijken te zijn.

Daar op die plek weigert ze haar voeten te verbinden met de lijnen van de levens van haar zijn,
haar land waar ze ongewild is geboren, 
lijken de wortels verdwenen, 
in de buitenwereld, geen enkele stilte plek.

Weet waar je je voet zet,
herinner je de verhalende lijnen.

Haar voet voelt geen trots op dit land, 
noch weet ze haar stuk te vinden,
haar voorgangers zijn niet de hare,
niet in het weten, noch in het voeden.

Keer terug en je zal vinden.

Hier waar velen wonen, hier waar velen sterven, 
hier waar geen enkele stille plek te vinden is, 
is het hier, waar velen leven, 
in alle voorouders van de kinderen is het land verbonden,
vele malen heen en terug.

De hoorn in de spiegel verandert in het gewei, 
vertakkingen buiten het beeld die voelbaar zijn,
waaieren uit over de kader van de lijst, 
verder over de schaduw muur, 
in het groen van de wijsheid.

Daar in het midden van de spiegel, 
is het hart,
de bron van de vertakkingen,
het middelpunt van de start,
het licht in een kom naar boven, 
in de bedding van het zwart.

Wat is haar visie,
vraagt ze zich vertwijfeld af,
wat is haar pad.

Want eens had ze de stok in haar handen,
zong ze haar weg terug naar de wereld,
was de dageraad zacht in haar lied,
was de dood haar vriend.

Nooit meer terug naar nooit meer vergeten,
rammelt ze aan de deur van weten,
zet ze haar voet neer op het pad. 

zondag 29 april 2012

Schaduw leven

In het omheen bewegen van haar lichaam lagen haar schuilplaatsen. Veraf van haar lijf, als de toeschouwer, die alle plekken in het niemandsland lief had. Afgescheidenheid was de rode draad die het kleine meisje had gepakt, toen ze ruw uit haar onschuld wakker werd. Op de golven van schuld werden verre reizen gemaakt, mooie, wrede, nietsontziende.

In de omgekeerde energie, in het daglicht van de hel, lagen de vacuüm dagen. Happend naar lucht, aanschouwde ze haar voeten. Licht was binnenste buiten gekeerd, ze droeg het als boetekleed.
Als vanzelf trok ze alle leed naar binnen en droeg het zwaar op haar schouders.

Het kleine meisje hield zich verscholen, toen de jonge vrouw, vrouw werd.
Zag het daglicht op de trigger momenten van de pijn, van de angst, van de doodsangst en bedreiging. In de cadans van in en uit kon ze blijven leven. Gesponnen energie kooi was haar veiligheid.

Dood raakte ze zijdelings, speelde op de trekhaak, weerde haar af in het langs scheren. Het leven zelf was haar lot, waarin ze op golven werd meegedreven. 

maandag 26 september 2011

Daar

Daar voor mijn moeders huis hield ze haar adem in.
Sloeg door de harde scherpe woorden de waarheid naar binnen. 
Diep weggestoken waar ze het nooit meer konden vinden.
Achter de ogen van haar mama ligt angst, onvermogen en een harde gekozen weg.
Als ze die realiteit binnen gaat weet ze dat ze niet langer beschermd is.
Verlangend staat ze zichzelf toe om even met haar papa te praten; die kan niets doen, hij is dood. 
Haar eer wordt niet verdedigd.
Op dat moment trekt ze al haar energie naar binnen en is de weg afgesloten die haar verbindt met alles om haar heen.
Schuld komt naar boven drijven die haar doodsangst aanwakkert en haar daar verloren doet staan.
De huid van schuld zal ze vanaf dat moment met zich meedragen.
Heel soms laat ze de smeekbede in haar ogen zien, in de hoop dat iemand die kan vangen en haar er achter ziet.
Levend in die afgezworen waarheid is de wereld een vreemde geworden.
Heel af en toe als ze alleen onder het zachte groen van de bomen dwaalt kan ze flarden vangen van hoe het eens was.
Wetend dat ze zal moeten terug keren in haar moeders huis.

vrijdag 27 mei 2011

Cirkel heel dromen.

De handkus dringt zich op in mijn geest, 
de verrukking van aanbeden worden dwarrelt vrolijk mijn hoofd in, 
huppelt en druppelt mijn hart in.
Dat lied; ik tuimel zo het verleden in, geen sliert van regret te bekennen, 
dein mee op de energie van toen, zomaar blij door de overgave.

The good red road loopt door in mijn lijn en blauwdruk. Afdrukken beklijven, dromen en denken laat ik los. In het NU dartel ik op mijn pad.

Dromen veilig dromen, daar waar de verhalen hun eigen leven leiden en creatie onlosmakelijk verbonden waren met hart-verbinding, leefde ik.
Terug dromen, vooruit dromen, dubbel repeat dromen, tweede huid dans, 
verdwijning thuisland induiken, door de nacht, vol overgave in de dag.
De verschuiling bleef daar in het duister hangen, af een toe een straaltje licht, 
waar de rode aarde sijpelde bleef ik hangen op mijn pad.

In de leegte van het onhoorbare ben ik stil, daar waar er geen echo's zijn luister ik,
pulseert het alleen zijn in verveling, kijk; naksig.
Onrust schuurt aan de oppervlakte, piekjes plagen net boven de relax zone uit, 
veegt de stilte van tafel in samen zijn, ik wil weg van hier. 
Als ik terug draai in haar aangezicht lacht ze me liefdevol uit, 
onrust drukker verstiert in mij mijn zijn, de volte smekend.
Smeken luistert niet, dwingt stilte af, die vooruit snelt; 
tuimelt in haar buitengewoon ledig zijn, de plek om stil te staan, glimlacht ziel.

Kiezen op elkaar, al dagen, ik vrees voor herhaling van de donder en klap, 
mijn lijf heeft weer een eigen leven, vrees onheil, zoals het was.
Melancholie draagt haar stem, zwijgend kijkt ze terug, langzaam,
genadeloos in de lagen duikend, tuimelend in de pijn, zet ze zich schrap.
Duwt zich af, rent vooruit om terug in de tijd het om te keren, strak ingebonden, 
niets verliezen, dit kent, het afwendt.
Haar lichaam droomt onwetendheid, haar geest weet van de los gelaten last, 
woedend reflecteert de gedachte dat ze opnieuw moet instappen.
Stilzwijgend smeekt ze haar lichaam om de tijd voor te herinneren. 
Waarheid leeft nog. 
Sla haar niet dood. 
Wieg haar terug.
Scherven, zoals het was is niet meer. Opnieuw kijk ik naar nog mooiere mogelijkheden. Afscheid ligt in de vreugde van creatie besloten.

Stralend in het middelpunt van opgeheven gezichten, bloedlijnen waaieren ver uit, 
worden gezegend vanuit de voorouders, thema's overstijgen.
Afscheid van het oude valt in het gat, vanwaar het oud en dood is, 
in de leegte wacht ik op het nieuwe, draag haar in alle zachtheid.
Sleur niet langer volte in mijn gezicht, ik lach haar weg, 
als je je plek in genomen hebt, valt er niets te vrezen.

zondag 8 mei 2011

Verlangen stil geboren

De zachtheid in haar voert de boventoon, dat wat is,  ligt achter haar, 
dromerigheid zonder verzinken leeft de droom, kabbelend vaart ze voorts.
In de kleinheid van haar bestaan vind ze het zaad van de groei,
niet langer dwingend zingt ze het heel, verwonderd als het leven zelf.

Met de loved-ones stevig onder haar hart , bewaart ze de dromen die nog niet geloofd worden, vanuit vertrouwen in stilte en volop in de hoop.
Met de wind van verlangen in haar haren staat ze rotsvast, daar op haar plek die ze vergeten was, straalt haar innerlijk naar buiten, vol.

Verlangen dringt zich op, kwetsbaarheid vermoed diepe gronden, neem haar op in haar plan voor het leven, geen beperkingen in de geest.
Grootmoeder Maan is mijn gezelschap, klein briesje zweeft langs, stilte ver op afstand, 
de lucht vol van belofte, zweeft op memories now.

Woorden ingedrukt blijven steken in mijn keel, ze blijven zitten,
ook als ik ze zachtjes uitnodig, kijk ik terug en kan ze niet vinden, daar.
Tuimelen naar beneden en ploffen in mijn buik, weemoed woont er,
zachtjes in tijden van alleen zijn, lach ik ze toe, proef de woorden.

Nooit veranderd is het voelen, woorden raken niet, klanken niet,
sliert onbestemd voorbij, niet te vangen, versluieren mijn denken.
Daar in de kom van het voelen, draagt mijn bekken het vrouw zijn, ademt vrij, 
wild en ongeremd. Zegeviert stil en wacht in ongeduld.

Verlangen is geboren, soms ben ik bang voor haar,
ze trekt me in grote thema's die ik voorbij wil laten gaan,
niet die, 
niet voor mij; mis.
Staar haar aan, dwars door de angst, weet, buig mijn hoofd; ik ben.

vrijdag 22 april 2011

Ritme danst heen en terug

Ik zwijg over mijn plan.
Zachtheid draagt in mij zonder woorden, koester ik een nieuw begin, 
haar ogen hoeven niet langer weg te kijken, ik behoed haar voor meer.
Ze staat daar op de grens, wetend dat de verandering gezien zal worden, 
de edge walk wil ze nog niet los laten en draalt plagerig, ondeugend.
Het is haar ongeremd zijn, de drang om te vallen en te zweven, dit keer zal ze grond voelen, 
nooit meer doorschieten, afdwalen & verdwijnen.

In het vacuüm bewegen terwijl de lucht stil is, zij veranderd niet, 
beangstigde gedachte staart terug; ga, ga daar waar het onbekend is.
De ankers verdwenen, nieuwe beloftes zweven maar nog niet tastbaar,
terugweg onmogelijk, hart niet langer afgeschermd, zonder handen papa.
Energieke wervelwind is terug in mijn leven, ook al leeft hij voort als mijn zoon, 
zijn ziel leeft samen met mij, nu ben ik de onderwijzer.
De blonde god was daar en viel van zijn troon, leeft voort in mij en transformeert, 
eindelijk daar stap ik met hem in mijn hart in de wereld.

Droom flard nog om me heen, 
donkere man als in ondergronds woelt nog onrustbarende thema's in mij. 
Oude bekende, krachtig vanuit de diepte.
Verraad is een thema die je kan uithollen, je woedend kan maken en diep kan kwetsen. 
Verbluft staar ik in afgrijzen, wat had ik het mis.

De belofte rekt zich uit en staart me vol in het gezicht, 
dit keer vanuit kracht, vanuit mogelijkheden.
In de onrust viel ik altijd, niet langer is ze daar, zacht draai ik terug, 
voelt alleen nog maar, soms is dat genoeg.
De dag gleed voorbij, intuïtie gevolgd, lijn hersteld, draden los gesneden. 
In de spiegel geen reflectie, vooruit en achteruit.

Mind slaat niets op, in die motor hapert het, spot het korte termijn met de lange, alleen gevoelsbeelden beklijven, ondermijnt mijn streven.
Mind weigert zich te laten opjagen, wie ben ik in dit verhaal? 
Ze leeft een eigen ritme, waarin een andere wereld wordt ontdekt, in stilte.
Ik heb haar nodig, smeek mijn mind om mee te doen, om opnieuw mijn stem te laten horen, 
krachtig terugdraaiend doet ze de belofte, ik zwijg.
In de onderstroom wacht ik, stil verwonderd, afwezig. 
Belofte straalt, dit is de weg, buig mee en snijd door, laat los de draden van niks.